Als je gaat nadenken over het opbouwen van pensioen, dan zijn er verschillende mogelijkheden. Dit geldt zowel voor de werknemer in loondienst als voor de ondernemer.

Pensioenkapitaal opbouwen in box 1 of in box 3?

Bij Planners van Waarde krijgen we vaak de vraag wat de beste manier is om pensioenkapitaal op te bouwen. Het antwoord is niet eenduidig te geven; als financieel planner kijken we altijd naar het totale financiële plaatje. Eén van de afwegingen die we daarbij maken is wat het meest rendabel is; kapitaal opbouwen in box 1 of toch liever in box 3. In dit artikel laten we met een rekenvoorbeeld uit onze praktijk zien dat er soms grote voordelen te behalen zijn door gebruik te maken van het fiscale voordeel van het lijfrenteregime dat in de belastingwetgeving van toepassing is.

Heel even terug naar de basis. Wat zijn de fiscale verschillen tussen vermogen in box 1 en in box 3?

Box 3

Als je kapitaal opbouwt met een reguliere spaar- of beleggersrekening, dan valt dit vermogen fiscaal in box 3. Als je met jouw vermogen boven de vrijstelling uitkomt (€ 57.000 p.p. in 2024, fiscaal partners het dubbele) ga je belasting betalen. Dit heet vermogensrendementsheffing. Op dit moment zitten we (tot 2027) met box 3 in een overgangsrecht. Dat wil zeggen dat er voor de belastingheffing wordt uitgegaan van een fictief rendement (ook wel forfaitair rendement genoemd). Voor spaargeld gaat de Belastingdienst er in 2024 vanuit dat je een rendement maakt van 1,03%. Voor beleggingen gaat zij uit van 6,04%. Over dit fictief rendement wordt 36% inkomstenbelasting geheven.

Box 1

Als je geen of weinig pensioen opbouwt, dan kun je bekijken of er ruimte is om kapitaal in box 1 op te bouwen in de vorm van lijfrente. Hiervoor heeft de Belastingdienst een formule opgesteld: de jaarruimteberekening. Die berekening houdt onder andere rekening met jouw jaarinkomen en eventueel opgebouwde pensioenaanspraken. Als uit deze berekening blijkt dat er inderdaad jaarruimte is, dan mag je dit bedrag in aftrek brengen op je inkomen in box 1. Je ontvangt dus een belastingvoordeel over het ingelegde kapitaal. Daar staat tegenover dat je dit kapitaal alleen onder bepaalde voorwaarden weer op kunt nemen. Kort gezegd; je mag het niet in één keer opnemen, maar moet er een periodieke uitkering voor aankopen nadat je met pensioen gaat. De uitkeringen zijn te zijner tijd belast.

Kapitaal opbouwen met lijfrente: een rekenvoorbeeld

Dat het gebruikmaken van lijfrente een hele goede optie is om een pensioenaanvulling op te bouwen, blijkt uit de volgende berekening. We hebben de volgende uitgangspunten gehanteerd:

– Leeftijd 30 jaar
– Inleg tot 67 jaar
– Huidig inkomen valt in 36,97% belastingtarief, na pensioen 19,07%
– Inleg € 6.000 per jaar in lijfrente; door fiscaal voordeel krijg je 36,97% terug, dus de netto inleg is € 3.782 per jaar
– Inleg in box 3 beleggen ook € 3.783 per jaar
– Rendement opbouwfase 5% gemiddeld o.b.v. beleggen
– Rendement uitkeringsfase 2%
– Vermogen in box 3 is belast (dus vrijstellingen benut)
– Start uitkering 67 jaar
– Duur uitkering 20 jaar
– We hebben gerekend met de tarieven inkomstenbelasting 2024

	Lijfrente box 1	Beleggen box 3
Rendement opbouwfase	5%	5%
Rendement uitkeringsfase	2%	2%
Eindkapitaal 67 jaar	€ 640.000	€ 260.000

Uitkering per jaar bruto	€ 38.388	n.v.t.
Uitkering per jaar netto	€ 28.983	€ 13.009
Totale netto inleg	€ 139.927	€139.927
Totaal aan netto uitkeringen	€ 579.663	€ 260.186

Fig. 1 Het verschil in rendement en uitkeringen tussen kapitaalopbouw in box 1 en in box 3

Het opbouwen van kapitaal door middel van lijfrente blijkt in dit voorbeeld maar liefst meer dan het dubbele aan rendement op te leveren!

Conclusie

Bij het opbouwen van kapitaal voor je pensioen kan het gebruikmaken van lijfrente zeker van grote toegevoegde waarde zijn. Het blijft echter altijd maatwerk. Het is belangrijk om het totale financiële plaatje goed in beeld te brengen. Laat je daarom informeren en adviseren door je financieel planner van Planners van Waarde.

3 juli 2024